Philpot persoonlijk

Als ik waarlijk ver­nederd ben, dan kan ik mijn hand niet opheffen tegen God; ik kan geen murmurerende tong tegen Hem verheffen en zeggen: ‘Waarom hebt Ge mij alzo gemaakt’; want zo ik dit zou doen, dan zou ik het oordeel van mijn eigen consciëntie tegen me heb­ben. Ik moet Hem dus nederig en zachtmoedig te voet vallen; ik moet mijn mond in het stof steken; ik moet erkennen, dat ik walgelijk ben, omdat ik Zijn grootheid, majesteit, heiligheid, rein­heid en volmaaktheid zie, en omdat ik in tegenstelling hiermede mijn eigen buitengewone zondigheid voor Hem zie en gevoel. Dit leert me daarom nederigheid; ten minste als ik op deze wijze geen nederigheid verkrijg, dan weet ik niet, hoe deze wel te ver­krijgen. Welnu, als ik terugblik op een levenslange belijdenis, hoe vele zaken zie ik dan — waarvan ik hoop, in weerwil van mijn zonden en dwaasheden, afwijkingen en afkeringen, dat de Heere me ervoor bewaard heeft Zijn Naam en zaak openlijk te schande te maken en dat God me tot het einde toe zal bewaren, want het zou voor mij een vreselijke zaak zijn, na mijn langdurige en bekendstaande belijdenis in mijn laatste dagen schande te brengen over de waarheid. Niettemin getuigt mijn consciëntie van vele dingen, die ik gedacht, gezegd en gedaan heb, die mijn ziel bijna iedere dag bij de herinnering ervan bedroeven, en die me het hoofd doen buigen voor God, en die me mijn zonden voor Hem doen belijden. Ik geloof ook niet, dat ik een éénling ben met deze gevoelens, want ik ben er goed van overtuigd, dat er niet één enkele persoon in deze vergadering is, die de vreze Gods in een tedere consciëntie bezit, die kan terugblikken op een leven, en in ’t bijzonder op een lang leven krachtens een belijdenis, zonder vele schrijnende overdenkingen, vele pijnlijke herinneringen, en vele bedroevende overpeinzingen, die hem diep verootmoedigen voor God. Ik heb tenminste geen gemeenschap en wens die ook niet te hebben, dan met degenen, die God vernederd heeft. Mensen met een verbroken hart, met een verslagen geest, en met een tedere consciëntie, zou ik me als metgezel wensen, ingeval ik er enige heb.