In 1677 werd de belijdenis vollediger en duidelijker verwoord en opnieuw opgesteld. Er wordt ook in vermeld dat zij instemden met hen (de Presbyterianen en Independenten) die de gezonde leer voorstonden, die zij met zulke duidelijke bewijsplaatsen uit de Schrift in belijdenissen hadden verklaard en uitgegeven. In 1689 werd nogmaals de belijdenis uitgegeven, maar nu namens de gehele Vergadering ondertekend door 37 predikanten. Ook hier stond Kiffin bovenaan.
Een verschil van de Baptistische Belijdenis met de Westminster Belijdenis is over zaken als bijv. de doop. In hoofdstuk 29 (de belijdenis bestaat uit 32 hoofdstukken): ‘De doop’, staat:
-
‘De doop is een verordening van het Nieuwe Testament, door Jezus Christus ingesteld, om voor de gedoopte persoon een teken te zijn van gemeenschap met Hem te hebben in Zijn dood en opstanding; van zijn inenting in Hem; van vergeving van zonden; en van zijn overgave aan God, door Jezus Christus, om te leven en te wandelen in nieuwigheid des levens.
-
Degenen die waarachtig berouw belijden voor God, geloven in en gehoorzamen aan onze Heere Jezus Christus, zijn de enige gepaste onderwerpen van deze ordinantie.
-
Het uitwendige bestanddeel om in deze verordening te worden gebruikt is water, waarin de persoon gedoopt moet worden in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.
-
Onderdompeling of indopen van de persoon in water is noodzakelijk tot de verplichte uitvoering van deze verordening.’
Bunyan gaf in 1673 een boek uit, getiteld: ‘Verschil in oordeel omtrent de waterdoop, geen beletsel voor gemeenschap’. Waarschijnlijk als antwoord hierop gaf Kiffin in 1681 een boek uit, getiteld: ‘Een ernstige verhandeling van het recht tot het kerkelijk Avondmaal’. Kiffin beweerde altijd: dopen na geloof, voor enige andere verordening. Na een inleiding ‘Aan de christelijke lezer’, en een voorwoord volgen in zijn boek vijf hoofdstukken:
-
De vraagstelling.
-
Redenen voorgelegd waarom ongedoopte personen niet mogen worden toegelaten tot het Avondmaal.
-
Enige Schriftbewijzen aangevoerd om aan te tonen dat zo’n gewoonte (nl. om hen zo toe te laten) niet evangelisch is.
-
Aangetoond, dat het in strijd is met de gewoonte en het oordeel van alle christenen, die verordeningen hebben gehad gedurende meer dan 1600 jaren.
-
Tegenwerpingen beantwoord.
Zijn Schriftuurlijke redenering is zeer eenvoudig, beknopt en duidelijk. In het Nieuwe Testament lezen wij niet van enige gelovigen, die niet gedoopt waren, en hun doop volgde gewoonlijk spoedig na hun geloof. Hand. 2:41 wijst duidelijk de orde aan: ‘Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen.’ Ook is het evenzeer duidelijk dat al de Nieuw-Testamentische kerken bestonden uit gedoopte gelovigen; Paulus spreekt hen aan als bestaande uit degenen die gedoopt waren. Ook vermeldt Kiffin, dat in het Nieuwe Testament meer de nadruk gelegd wordt op de doop dan op het Avondmaal, maar zelfs als dit niet zo was, is het verkeerd om de ene verordening te verheffen boven de andere.
Kiffin haalt veel bekende Puriteinen aan, zoals Owen, Goodwin en zijn tijdgenoten die in de kinderdoop geloofden, en noemt hen ‘vermaarde knechten Gods’. Kiffin haalt hen aan, ten eerste tot staving van het belang van een juiste orde, en ten tweede omdat de doop moet plaatsvinden vóór het Avondmaal of het kerkelijk lidmaatschap (hoewel zij in hun geval de verordening van de doop zelf verschillend verstonden). Kiffin maakt zelf heel duidelijk dat hij niet gelooft dat er iets zaligmakends in verordeningen ligt; zij zijn niet noodzakelijk tot zaligheid:
‘Ik ben er goed van overtuigd dat het uitvoeren van alle plichten en verordeningen van geen waarde zal zijn voor enig mens dan wanneer Christus erin genoten wordt. Het hele Evangelie zelf, van Christus afgescheiden, zal de bediening des doods blijken te zijn. De krachtigste prediking en de duidelijkste verhandeling van de vrije genade Gods heeft geen leven in zich, tenzij de ziel door de Geest tot Christus geleid wordt…. Kennis van de waarheid en gehoorzaamheid eraan in uitwendige verrichtingen zullen evenmin iemands ziel redden als het verbond der werken.’
Meer informatie van William Kiffin is te lezen in onze uitgave ‘Nagelaten Brokken’ deel III, waarin zijn levensbeschrijving is opgenomen.
In de lijn van William Kiffin stonden na hem andere predikers op: William Gadsby (1773-1844), John Warburton (1776-1857), Arthur Triggs (1787-1859), John Kershaw (1792-1870), Joseph Charles Philpot (1802-1869), William Tiptaft (1803-1864), Thomas Godwin (1803-1877) en vele anderen. Zij verenigden zich rond het in 1835 uitgegeven blad ‘The Gospel Standard’, wat nu nog steeds uitgegeven wordt en vanaf het begin tot nu toe al ruim 2000 afleveringen telt.
De Strict Baptists predikers voelden ook geestelijke vereniging met de grote prediker van zijn tijd: William Huntington (1745-1813), alhoewel hij geen Baptist was. Warburton heeft zelfs in Londen een zeer aangenaam onderhoud met de oude Huntington gehad. De vele werken die Huntington gepubliceerd heeft, werden regelmatig door de Strict Baptist predikers aangehaald; en ze preekten ook wel na zijn dood op zijn kansel.
Het kerkelijke leven van Strict Baptists rond ‘The Gospel Standard’ was en is weinig georganiseerd. Elke gemeente is onafhankelijk en aan geen hogere kerkelijke instantie verantwoording schuldig. In de tijd van Philpot werden er wel jaarlijks bijeenkomsten gehouden in de chapel van Calne. Dit waren dagen van ontmoeting en samenzijn, maar waren geen synode en in geen enkel opzicht officieel.
Op vele plaatsen werden kapellen gebouwd waarin samengekomen werd om het woord te horen. Dit wilde echter niet zeggen dat er al een gemeente gesticht was, want deze werd pas geïnstitueerd als de eerste doop der gelovigen plaatsgevonden had. Hierover staat o.a. een mooi voorbeeld beschreven in de levensbeschrijving van William Tiptaft, toen hij in 1843 23 gelovigen doopte en daardoor zelf geestelijk in de ruimte kwam. Ook in andere levensbeschrijvingen staan zulke doopplechtigheden vermeld: William Gadsby stichtte als vrucht op zijn prediking ruim 40 kerken. In Nagelaten Brokken deel IV staan twee brieven van Philpot die handelen over de ‘beperkte belijdenis’ (strict communion). Alleen zij die getuigenis konden geven van het werk des Heeren in hun ziel, werden tot de doop door onderdompeling toegelaten en zo lid van de gemeente.
Nog steeds zijn er kerkelijke Strict Baptist gemeenten in Engeland, ruim 110 chapels, verenigd rond het blad ‘The Gospel Standard’. De gemeenten zijn over het algemeen wel klein van omvang, dus anders dan in de tijd van Philpot het geval was. Ze tellen naar schatting 2500 leden en worden bediend door ongeveer 33 predikanten en 13 hulppredikers.