Home

Foto Philpot aangepastStichting het Braambos vertaalt en verspreidt teksten van 19e eeuwse Engelse Strict Baptists, zoals J.C. Philpot, W. Tiptaft, W. Gadsby en J. Kershaw.

U vindt op deze website lees- en luisterpreken, teksten met thema’s zoals Doop der gelovigen, des Heeren Avondmaal en de  Wet, levensbeschrijvingen, foto’s en een prekenregister.

Stichting het Braambos heeft een aantal boeken uitgeven met niet eerder in het Nederlands gepubliceerde preken en teksten. Alle uitgaven zijn via deze website te bestellen of verkrijgbaar bij uw boekhandel.

Alle uitgaven stichting het braambos

Philpot beschrijft in The Gospel Standard van januari 1853 de tijdgeest

In de wereld getuigt alles op dit moment van beweging en vooruitgang. De wetenschap wint dagelijks nieuwe terreinen; de kunst verfijnt in smaak en schoonheid; de handel floreert; de werkgelegenheid bloeit; de rijkdom vermeerdert; de luxe zegeviert. Australië giet zijn gouden schatten uit en trekt duizenden dwars over de oceaan aan om als Demas zijn glinsterende erts op te graven. Amerika opent zijn armen wijd voor tienduizenden behoeftige emigranten. Stoomschepen, spoorwegen, elektrische telegrafen, die zich in alle richtingen verspreiden en de verst verwijderde naties met nauwe banden aan elkaar verbinden – alles getuigt van een tijdperk van activiteit en vooruitgang dat de wereld nooit eerder gezien heeft. Met reden kan de overste en god dezer wereld vanaf zijn schimmige troon neerkijken op zijn toegewijde onderdanen en aanbidders, en zeggen: ‘Alles gaat goed. Nooit spoedden Adams zonen zich sneller naar de hel dan nu.’ De draaikolk van het zakenleven; de aldoor kloppende hamer; de altijd heen en weer schietende weversspoel; het gepuf van het vlugge ijzeren ros [de stoomtrein], dat uur na uur in zijn wagons duizenden krakende hersenen achter zich aan sleept; de onophoudelijke breinactiviteit in werkplaats, winkel en kantoor; de oproep tot ‘werk, werk, werk’, die de luidende fabrieksbel steeds maar laat horen – in dit enorme fermentatievat van het leven lijkt alles te gisten en in beweging te zijn. Mensen zien deze tekenen der tijden en zeggen: ‘Wat een voorspoed! Wat een succes! Laten we er nog meer van zien te krijgen: meer werk, meer goud; grotere oogsten, ruimere schuren; dan zullen we rust nemen, eten, drinken en vrolijk zijn.’

Maar waar is, bij al deze materiële voorspoed, de godsdienst – de levende godzaligheid, het werk der genade? Bloeit die ook? Wast de gemeente, de vrouw des Lams, op in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus? Is er een overvloed aan indrukwekkende bekeringen of opmerkelijke uitreddingen? Heerst de liefde in de schoot van de gemeenten? Preken de predikanten met kracht en reuk? Wordt God diep gevreesd, worden Zijn beloften vast geloofd, Zijn voorschriften zorgvuldig gehoorzaamd en Zijn ordinanties op hoge prijs gesteld, wordt Zijn Woord innig bemind en Zijn eer ernstig gezocht? Zijn zij die de waarheid belijden, nederig, gebedsvol, waakzaam, geestelijk gezind? Wandelen zij als levende getuigen voor God en getuigen zij tegenover een goddeloze wereld dat zij kinderen en dienstknechten van de Allerhoogste zijn? Is de scheidslijn tussen de gemeente en de wereld helder en duidelijk? Schijnt ze en ziet ze eruit ‘schoon gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met banieren’ (Hoogl. 6:10)? Wie kan dit zeggen? Wie kan van de gemeente zeggen dat ze bloeit en dat haar voorspoed gelijk loopt met die van de wereld? We kunnen veeleer Joëls klacht aanheffen: ‘Het veld is verwoest, het land treurt; want het koren is verwoest, de most is verdroogd, de olie is flauw. De akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, om de tarwe en om de gerst; want de oogst des velds is vergaan. De wijnstok is verdord, de vijgenboom is flauw; de granaatappelboom, ook de palmboom en appelboom; alle bomen des velds zijn verdord’ (Joël 1:10-12).

Iedereen die weet wat genade is en wat genade doet, moet wel zien dat Sions lucht erg bewolkt is, dat het laagtij is voor het leven Gods en dat de zegeningen en vertroostingen van de Geest erg worden ingehouden. Ga maar waar u wilt, dezelfde klachten bereiken uw oor. Gemeenten zijn erg gescheurd en verdeeld, de partijgeest neemt hand over hand toe, koudheid en doodheid verdoven degenen die eenmaal vol leven en gevoel schenen te zijn. Wanneer Gods kinderen elkaar ontmoeten, vinden er weinig werkelijke geestelijke gesprekken plaats. Wereldse onderwerpen, enkel de dagelijkse onbenulligheden, het weer, de markt en de oogst, politiek en roddel stoten de dingen Gods uit. Wanneer er over godsdienst wordt gepraat, gebeurt dat helemaal afstandelijk; de bevinding is verloren gegaan in een wolk algemeenheden; de gaven en bekwaamheden, teksten en preken, wisselingen en verhuizingen van predikanten zijn een overheersend thema. Een of ander controversieel punt wordt aangesneden, waar de disputanten zich met hand en tand op storten; de twistende partijen verliezen hun humeur; het ene verhitte woord brengt het andere voort, totdat alles in een kroegruzie ontaardt, en de arme godsdienst in de consistorie evenzeer wordt vertrapt als nuchterheid in de tapperij. Waar is liefde en eenheid te midden van deze twist der tongen? Wat zijn de gevoelens van de teerhartigen, de zachtmoedigen en de stillen, de pas geroepenen, de jonge leden van gemeenten, het beproefde gedeelte van de kudde, de twijfelenden en de vrezenden, wanneer zij degenen zien die qua leeftijd en bevinding vaders in Israël zouden moeten zijn? Zij zijn koud en dood in hun gesprekken, in slaap onder de bediening, begraven in vleselijkheid. Hun tong kan zich alleen maar roeren wanneer de wereld op het tapijt gebracht wordt, in twist op een samenkomst van de gemeente of in woordenstrijd in de consistorie? Wanneer gemeenten uit disharmonische materialen bestaan, moet er noodzakelijk twist en onenigheid zijn. Hoe kunnen een stormvogel en een schuchtere duif in hetzelfde nest wonen? Een duif kan niet krijsen op de kam van een bruisende baar en zijn visprooi tussen de deinende golven verzamelen, genietend van wind en storm. Evenmin kan de stormvogel verblijven in het kalme nest der liefde en daar kirrend klagen over de afwezigheid van haar liefste.

Echter, dat er nog steeds zulke duiven zijn, is een bewijs dat de Heere Zijn gemeente niet verlaten heeft. ‘Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin’, zegt de Heere tot de gemeente; ‘zie, gij zijt schoon, uw ogen zijn duivenogen. … Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte. … Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte’ (Hoogl. 1:15; 5:2; 6:9). Deze duiven zijn de stillen in den lande; de zachtmoedigen, die het aardrijk beërven; de nederigen en de verslagenen, die beven voor Gods Woord; de getekenden op het voorhoofd, die zuchten en uitroepen over alle gruwelen; de weekhartige Josia’s, die hun klederen scheuren op de ontdekking van de wet; de Baruchs, die voor zichzelf geen grote dingen zoeken, maar wier ziel hun tot een buit gegeven wordt. Met Job verfoeien zij zich, met Jesaja roepen zij uit: ‘Wee mij’, met Jeremía weeklagen zij over Sions verwoestingen, met Ezechiël liggen zij alle dagen van hun belegering op hun zijde, met Nehemia verheugen zij zich over het bouwen van de tempel des Heeren. Zij bidden om de vrede van Jeruzalem, beminnen zelfs Sions gruis en stenen, zijn dapper voor de waarheid op de aarde en kleven de Heere aan met een voornemen des harten. Het is waar, met Asaf worden zij de ganse dag geplaagd en alle morgen gekastijd; met Heman is hun ziel der tegenheden zat, en raakt hun leven tot aan het graf; soms wordt hun hoop evenals die van Job als een boom weggerukt; met Hizkia hebben zij dikwijls bitterheid in plaats van vrede; evenals Jozef doen de schutters hun steeds weer bitterheid aan, beschieten hen en haten hen. Aan de troon der genade wederstaat de satan hen, evenals hij Jozua, de hogepriester, wederstond, en klaagt hij hen dag en nacht aan voor God, evenals hij deed met de aloude martelaars. Strikken omringen hun voeten aan alle kanten; dikwijls glijden ze uit en struikelen ze op gladde plaatsen; begeerlijkheden en hartstochten zijn vreselijk werkzaam; een boos hart doet altijd boze dingen uitspruiten; soms opent de sombere wanhoop wijd haar armen, alsof ze hen bij de laatste snik wil wegdragen naar de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid.

We zeggen niet dat er geen begunstigde individuele personen zijn wier zielen meer verwarmd worden door de stralen en bevochtigd met de regen en dauw des hemels dan die wier bevinding we zojuist geschetst hebben. De Heere zegene hen hoe langer hoe overvloediger en vermeerdere hun getal, als het Zijn wil is! Zij zijn de stralende en gezegende uitzonderingen op het levende huisgezin in zijn algemeenheid vandaag de dag. Maar zij worden merendeels zwaar verdrukt en hebben deze hartsterkingen nodig; en als ze meer van de vertroostingen hebben, hebben ze ook meer van de verdrukkingen van Christus.


Philpot profeteert in 1854 in ‘Tekenen der tijden’ over Rusland
Overgenomen uit Nagelaten Brokken Deel 6

6. De volgende grote gebeurtenis is de plaag van de hagel: ‘En een grote hagel, elk als een talentpond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God vanwege de plaag des hagels; want deszelfs plaag was zeer groot’ (Openb. 16:21.) We moeten steeds in gedachten houden dat de taal hier uiterst symbolisch is. Er is geen sprake van een letterlijke hagelstorm met stenen die elk een talent zouden wegen, niet minder dan een halve centenaar. En als zoiets letterlijk gebeurde, wat zou dan het gevolg zijn in zedelijk opzicht? Zo’n bui zou letterlijk veel vernielen en verwoesten, waar hij viel, maar als hij overgetrokken was, zouden er geen blijvende gevolgen zijn, die de staat van de volken zouden beïnvloeden. Wat moeten we er dan onder verstaan? Of wat betekent het symbool waarschijnlijk? Waar komt de hagel vandaan? Uit de koude, ijzige streken in het noorden. We zien de hagel dus als een symbool voor de invasie uit het noorden. Wat is dan waarschijnlijker dan een Russische invasie in Europa? Dit is altijd het hoogste ideaal geweest in Rusland, van de keizer tot de geringste knecht.

De verovering van Europa is altijd het einddoel van Rusland geweest. Dit was de erfenis die Peter de Grote zijn opvolgers naliet. Of de gepubliceerde wilsbeschikking vervalst is of niet, één ding is heel duidelijk. De middelen die hij heeft aangewezen voor de verovering van Europa zijn nauwgezet gebruikt. Maar per slot van rekening is het niet deze of die tsaar, maar juist de geografische positie van het Russische rijk, middenin de bevroren vlakten van het barre noorden, waardoor het verlangen gewekt wordt naar de warme, vruchtbare vlakten van het zonnige zuiden. Velen geven de heersende tsaar alle schuld van de huidige oorlog. Dit is echter een vergissing, omdat hij slechts het instrument is, en in dit geval zelfs dwaas en voorbarig, om een nationaal verlangen te verwezenlijken. Als de tsaar Rusland is, is Rusland de tsaar. Nicolaas verwezenlijkt niet alleen zijn eigen persoonlijke ideaal, maar treedt op als vertegenwoordiger van Rusland. Als hij morgen gewurgd zou worden, zoals zijn vader Paul, zou dat uiteindelijk de opmars van Rusland in Europa niet tegenhouden. Net zomin als het afbreken van een brok ijs een gletsjer in zijn gang zou stuiten, of het scheppen van een kop water uit het Eriemeer de Niagarawatervallen zou doen opdrogen. De macht van de tsaar is de macht van Rusland verenigd in één man, zoals de stem van de tsaar slechts de verenigde stem van de hele natie is. Een blik op de kaart zal ons duidelijk maken dat het gebrek aan kanalen voor de vloot en de handel Rusland verstikt. Daar hijgt ze naar, zoals een astmapatiënt naar lucht hijgt. Dit was ook het doel van al haar invallen in de Baltische en Zwarte Zee. Daarom heeft Rusland Cronstadt, Sveaborg en Sebastopol versterkt en bijna onneembaar gemaakt. Daar achter haar granieten forten is de vloot veilig. De legers zijn allemaal gemobiliseerd met één doel. En terwijl de rest van Europa bijna veertig jaar lang de vrede heeft gekoesterd, heeft Rusland dit interval gebruikt om zich voor te bereiden op de oorlog. Het is waar dat ze juist nu is teruggedreven en we geloven dat dit enige tijd zal duren. Dit komt echter juist overeen met onze opvatting over dit onderwerp, want de hagelstorm komt pas na de aardbeving. De huidige pogingen van Rusland zijn voorbarig. ‘De zieke man’, zoals de keizer Turkije noemde, is niet van schrik gestorven bij het eerste bulderen van de Russische kanonnen. Maar hij heeft zelfs alléén de legers van de tsaar teruggeslagen en zijn bezittingen verdedigd met al de moed en het succes van de dagen waarin enkel de naam ‘de Grote Turk’ Europa deed beven. En de huidige kracht en het wederzijdse verdrag van de twee grote westerse machten, Engeland en Frankrijk, maken het menselijkerwijs gesproken onmogelijk dat Rusland nu succes heeft. Als de aardbeving echter gekomen is en Europa uiteen heeft doen vallen, alle huidige verdragen heeft ontbonden en de roomse landen met bloed vervuld heeft, komt de plaag van de hagel. Rusland doet er goed aan haar tijd af te wachten. Haar politiek is langzaam vorderingen te maken en niets te verliezen door zich te vroeg te haasten. Het uitgieten van de zevende fiool kan vele jaren duren. Maar als de grote revolutie waarover we gesproken hebben (lees Tekenen der Tijden in zijn geheel), over Europa is geraasd, al de huidige grenzen heeft weggevaagd, Engeland heeft geschokt, Frankrijk beroerd, Duitsland verwoest en alle huidige verdragen verbroken, wat ligt er dan een gebied open voor de oppermachtige tsaar om ten tonele te verschijnen. Hij kan gebruik maken van de algemene machteloosheid van de naties en voorwaarts marcheren, in naam om de monarchie en de orde te handhaven, maar in werkelijkheid om alle macht te grijpen. Dan kan hij vrijelijk over het hele continent heersen. Was dit niet precies het geval bij de Hongaarse revolutie van 1848 en 1849? Toen Oostenrijk verslagen was door de Hongaarse legers, riep het Rusland te hulp. Rusland gaf gehoor aan de oproep. Uit liefde tot Oostenrijk? Er was geen greintje liefde, maar zo opende ze een weg naar de heerschappij over Duitsland. In hoeverre ze daarin slaagde, blijkt wel uit de huidige toestand van Duitsland, dat sindsdien machteloos en verlamd aan de voeten van de tsaar heeft gelegen. De huidige oorlog zal waarschijnlijk gunstig aflopen en de mensen zullen jubelen over de nederlaag van Rusland. Maar zal dit haar rijk uiteen scheuren en haar macht echt breken? Kijk naar haar verbazingwekkende uitgestrektheid, haar grote bronnen en onuitputtelijke machten om zich te verdedigen. Misschien zal de huidige generatie de plaag van de hagel niet meemaken. Als onze interpretatie echter juist is, is er alle reden om te geloven dat er onder de plagen van de zevende fiool ook een invasie in Europa zal zijn door de verwoestende hordes uit het bevroren noorden. Deze plaag zal zeer groot zijn en de mensen zullen God lasteren vanwege de hagel (Openb. 16:21.) Zoals echte hagelstenen mens noch beest, akker noch wijngaard sparen, zo zal deze noordelijke hagel stand, noch leeftijd, noch geslacht sparen. De woeste Kozak zal moeder en kind aan zijn speer rijgen. En de hardvochtige, heerszuchtige tsaar, die de levens van zijn soldaten offert alsof mensen mieren of kevers waren, zal waarschijnlijk de vijandige naties niet sparen. Misschien kan hij zijn rijk niet bestendigen. We verwachten niet dat de Slavische volken zich blijvend in Europa zullen vestigen – het ergste wat de mensheid zou kunnen overkomen. Kenmerkend voor een hagelbui is dat deze weer wegtrekt, als hij is gevallen. Zo zal deze noordelijke invasie waarschijnlijk over Europa razen en niet lang duren. Als we de profetische rol goed lezen, is de val van Rusland bestemd buiten Europa. De bergen van Palestina zullen getuige zijn van de val van de koning van het noorden, want daar zal hij aan zijn einde komen en niemand zal hem helpen.



Philpot schrijft in 1849 aan Parry over rondwarende ziekten:

Door Gods barmhartigheid zijn wij allen wel; en dit is een grote genade aangezien de stad vol ziekte is, voornamelijk kinderpokken waaraan velen, meest kinderen, sterven.

Tot heden zijn wij genadig verschoond gebleven voor de cholera; er heeft zich maar één geval in de stad voorgedaan, waarvan gedacht wordt dat dit uit London is meegebracht. In een dorp nabij Oakham heerst zij hevig. Ik hoop dat de Heere ons en de onzen barmhartig mag verschonen van die vreselijke ziekte, die al zoveel duizenden heeft weggenomen. Zij heeft ook ernstig gewoed in Plymouth en Stoke Devonport; doch door genade zijn onze geliefden tot hiertoe gespaard in Stoke.
Mij dunkt dat onze regering zeer dwaas handelt door niet een nationale biddag uit te schrijven. Achab en de stad Ninevé zijn geheel Schriftuurlijke voorbeelden. Als wij onder natuurlijke en nationale tuchtiging zijn, waarom zouden wij niet op een natuurlijke en nationale verootmoediging aandringen? Sommigen van mijn vrienden zijn het in deze niet met mij eens, doch mijn beschouwingen zijn volgens mij geheel schriftmatig.

De prijzen voor de oogst zijn laag, en ik vrees dat het nog zo wat zal blijven. Alle dingen schijnen uit hun gewone loop. Duizenden worden door de cholera afgesneden, algemene krankheden gaan voort, overal elders al veel benauwdheid. En buitenslands steeds grotere ellenden en rampen. Welk een barmhartigheid te midden van al die onrust en strijd, hoop te hebben op de eeuwige dingen – een onbeweeglijk Koninkrijk!
Na verloop van misschien twintig jaar zal het ook voor u van geen betekenis zijn of in 1849 de zak tarwe voor 12,- of voor 24,- pond is verkocht; maar het zal zaak zijn of uw ziel voor eeuwig behouden of verloren is. Wanneer de koude winden over uw graf huilen, of de warme zon het vriendelijk beschijnt, wat gaat het u dan aan of de schapen goed of slecht verkocht worden aan de markt? Mogen we maar meer de eeuwige dingen behartigen, wij zouden wat minder bezorgd zijn aangaande de tijdelijke (2 Korinthe 4:18). Het is ons ongeloof en vleselijkheid die ons aan de arme dingen van het zin- en zienlijke boeit. ‘Heere, vermeerder ons geloof!’