Philpot aan het woord

Satan ziet de mens, die door de schepping zo voor de engelen onderdoet, door de vleeswording van de Zoon van God verheven tot die woningen van hemelse gelukzaligheid waaruit hij voor eeuwig geworpen is in de donkerheid der duisternis, voor eeuwig. Dit verbittert satan tot in het diepst en pijnigt hem als met de kwellingen van de hel zelf. Bovenal ergert het hem met een machteloze woede dat de mens, nadat hij hem in het paradijs zo gemakkelijk verslagen had, wordt bevestigd in een staat die veel zekerder en veiliger is dan eerst. Daarom sommeert hij al zijn kunstgrepen en wapenen om een christen uit zijn staat neer te stoten; want al kan hij hem niet vernielen, hij kan hem wel benauwen; en soms slaagt hij daarin onder Gods toelating. Zo was het met Job; zo was het met David; zo was het met Hizkía; zo was het met Petrus; en zo is het geweest met veel van Gods heiligen.

Vaak, maar al te vaak, maakt hij gebruik van een of andere zonde in haar verlokkingen, want hij kent onze zwakke kant heel goed, en als hij eenmaal het net voor de voeten van zijn onvoorzichtige slachtoffer heeft uitgespreid en die daarin verstrikt heeft, zal hij niet nalaten hem neer te werpen. Zijn doel is eerst te verlokken en dan te verraden; eerst te verstrikken en dan te beschuldigen. Maar zijn ene hoofddoel, hetzij door de verlokkingen van de zonde of door de beschuldigingen van zijn donderende stem, is de ziel van de standvastigheid van haar geloof in Christus neer te werpen; haar af te halen van die grond waarop zij staat als een gelovige in de Zoon van God, die mededelingen uit Zijn volheid ontvangt, en haar in een ellendig Moeras Moedeloosheid of in een kuil van duisternis en verwarring te gooien.