Gadsby persoonlijk

Toen ik vele jaren geleden in dit dorp woonde, was ik gewend op de dag des Heeren naar de samenkomst in Coventry te gaan. Dan ging ik om zeven uur ’s morgens naar de gebedsbijeenkomst. Ze vroegen mij heel vaak om te bidden. Ik voelde mij zo ellendig, zulk een arm, besloten schepsel, dat ik het niet durfde wagen.

Op een ochtend ging ik heel vroeg op weg naar Coventry, en zodra ik het dorp verliet, begon ik een gebed te formuleren. O, de vervloekte hoogmoed van het bedenken van mijn vlees! Ik dacht dat ik een heel mooi gebed geformuleerd had, en dat ik voorbereid zou zijn als ze mij vroegen. Toen ik was aangekomen, vroegen ze mij. Ik deed een poging, maar ach, heel mijn gebed was verdwenen; alles stortte in elkaar. Ik kan mijzelf met niets anders vergelijken dan met iemand die een boomgaard probeert te plunderen, hij springt en springt, maar de takken zijn te hoog voor hem. Alles stortte in elkaar en ik bleef alleen over; de Heere wilde niet toelaten dat ik langs deze weg kwam. Zo was ik dan aan het zuchten en kermen om genade, en aan het roepen tot de Heere om ootmoedig voor Hem gemaakt te worden. Ik smeekte Zijn genadige Majesteit om te verschijnen, en dat deed Hij op Zijn eigen tijd, maar niet op mijn wijze.

Het enige aangename gebed voor God is het gebed dat de Geest de ziel instort en waarmee Hij de ziel aanzet, zodat de ziel het onder Zijn gezegende invloed voor God uitstort.