Ik was en ben in zekeren zin nog een ijverig student van het woord der waarheid in de oorspronkelijke talen; en lees de geschriften van de Godzalige mannen voortdurend, maar dit alles heb ik zeer ongenoegzaam bevonden ten dage der beproeving en der verzoeking, en van weinig betekenis ten opzichte der bediening. Niets dan het werk en de getuigenis des Geestes door het Woord Zijner genade, kan enig leven of gevoel, kracht of vertroosting aan mijn hart geven, of mij bekwamen om het Woord der waarheid recht te snijden en ten goede van de harten van Gods volk te spreken of te schrijven. Mijn leren dus, zodanig als het is, is van weinig nut ten dage van verdrukking en benauwdheid, om van vrede te spreken tot een belaste consciëntie, of mijn ziel te verzekeren van haar deel in het verzoenend bloed en stervende liefde.