Philpot persoonlijk

Tuchtiging door ziekbed: uit een preek over Psalm 94:12-13

Het gebeurt in ziekte en droefenis dikwijls, dat het de Heere behaagt Zichzelf aan onze ziel te openbaren, ons met Zijn tegenwoordigheid te zegenen en een Geest des gebeds in ons te verwekken. Zelf ben ik hiervan een levende getuige; de grootste zegeningen, die ik ooit ontvangen heb, de zoetste openbaringen des Heeren aan mijn ziel hebben plaatsgehad op een ziekbed. Ziekte is vaak erg profijtelijk.
Bezoekingen in het lichaam scheiden ons af van de wereld, zetten ons hart op hemelse zaken, trekken onze genegenheden af van de tijdelijke en zinnelijke dingen, als het de Heere behaagt Zichzelf erin te openbaren.
En evenwel zijn er andere tijden en gelegenheden, wanneer we op een ziekbed gelegd zijn, en er toch geen zegen geschonken wordt.
Ik herinner me, dat op een keer, nadat de Heere mijn ziel op een ziekbed gezegend had, toen ik wat aan de beterende hand was, en de zegen verdwenen was, deze gedachte door me heenging: ‘O, je geestelijke gemoedsgesteldheid was geen uitwerksel van genade; je was ziek en bedroefd; dat was het, en het was niet iets bijzonders van God, dat die gevoelens teweegbracht’. Spoedig daarna, werd ik weer op een ziekbed gelegd; had ik toen dezelfde zalige gevoelens, dezelfde bevattingen van Christus, dezelfde geestelijke gesteldheid aan mijn ziel? Volkomen het tegengestelde; alles was hard, duister, dodig en dor. Toen zag ik, dat het niet de ziekte was, die Christus kon openbaren, beminnelijk of dierbaar kon maken; maar de kracht Gods, die erin openbaar kwam.