Kershaw over het gebed

Uit een preek over Spreuken 10:24. Ik ben ervan overtuigd dat als uw hart recht met God en onder de invloed van Zijn gezegende Geest is, en Hij uw Gids en Leraar is, uw vurig roepen aan de genadetroon op het volgende neer zal komen, naast de zaligheid van uw ziel: ‘Lieve Heere! zolang ik in de woestijn ben, houd mij heel nederig, houd mij plechtig, houd mij altijd waakzaam, houd mij bekend, meer en meer, met mijn totale afhankelijkheid van U en van mijn eigen volslagen ongenoegzaamheid, houd mij altijd naijverig over mijn eigen hart, en laat mij nooit op mijn eigen hart vertrouwen en van U wegvallen, zoals de arme Petrus. Houd mijn geweten heel teer door hernieuwende toepassingen van het bloed van Jezus en de bedauwende invloeden van Uw gezegende Geest. Laat mij Uw vreze gedurig voor mijn ogen hebben, zowel in mijn uitgang als in mijn ingang, opdat mijn begeerte zal zijn: “Houd Gij mijn gangen in Uw weg, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen” (vgl. Ps. 17:5, Eng. vert.). O Heere, bewaar mij en ik zal wel bewaard zijn. Stel Gij mij in staat om stand te houden en “alles verricht hebbende, staande te blijven” (Ef. 6:13). Houd mij in de “voetstappen der schapen” (Hoogl. 1:8), op de “nauwe weg” (Matth. 7:14) en laat mij nooit van U afdwalen. Geef zo, Heere, dat mijn overige dagen toegewijd mogen zijn aan Uw eer en heerlijkheid, dat ik U en Uw wegen hoe langer hoe meer mag liefhebben, dat Uw ordinanties mijn vermaak mogen zijn, en dat ik Uw geboden en bevelen mag bewaren, en U verheerlijken in lichaam, ziel en geest, die Uwe zijn, totdat de tijd zal aanbreken wanneer Gij zult komen en mij tot U nemen, opdat ik ook zijn mag waar Gij zijt.’